De nostalgische jukebox speelt op de radio als ik naar huis rijd. Het is vrijdagmiddag op de ring van Antwerpen, in de file met vier – nog warme – wafels en zes flesjes Vedett op de achterbank. Terug naar huis na twee dagen Antwerpen in de snelkookpan.
Na een aantal keren op één-dag-heen-en-weer te zijn geweest, is het fijn om in de stad te blijven en het zachtjes donker te zien worden, ’s avonds laat de klok van de kathedraal door de straten te horen galmen. Het is fijn om er wakker te worden en door de frisse, natte straten te wandelen, terwijl de stoepen worden geveegd, de etalageramen gesopt en de kleren in de winkels nog even gauw vers gestreken. Klaar voor een nieuwe Vlaamse dag en ik ben erbij.
Ik verdwaal in de mist tussen de hoge bomen en kunstwerken in de betoverende tuinen van het museum Middelheim aan de rand van de stad en drink thee ergens in de Dickens-achtige straatjes in het oude centrum. Op de knusse Vrijdagmarkt luister ik stilletjes naar de ‘sinjoren’ (Antwerpenaren) die hier hun slag komen slaan en driftig op de uitgestalde waar bieden – van oude horloges, fietsbellen, vintage meubels tot tapijten, planten en wat eerste kerstbomen. Ik schuil voor de regen in de zeventiende eeuwse uitgeverij/drukkerij van de familie Plantijn-Moretus, verdwijn onder de Schelde op de stampende houten roltrappen van de Sint Annatunnel en voel de zeewind in de stadse jachthaven.
Ik krijg mijn lijstje bijna af, maar de klok slaat al weer. Ik moet naar huis. Tijd om al dat verzamelde Antwerpse moois op te schrijven. Onder het genot van een wafeltje en een Vedett. Dan moet het zeker lukken.
0 reacties