Tegen de heuvel staat een huis. Er grazen ezeltjes op de helling, een kudde schapen holt rusteloos van het ene gras naar het andere. Paden vanuit de tuin verdwijnen via roestige hekken tussen de bomen, houden op, geven geen richting meer, laten je voor even verdwalen, verdwijnen.
De weg terug is altijd hetzelfde, naar beneden, naar dat huis tegen de helling. Er is een zwembad verborgen achter een hekje dat heel goed dicht kan. Er zwerft een poes die dutjes doet onder de tafel op het terras. Er kakelen kippen die je mag voeren met alles wat je zelf niet meer eet. Er hangen binnen schilderijen, er staan boeken over dieren en ruimtereizen, er liggen spelletjes uit andere levens. Er zijn luiken voor de ramen die dicht kunnen, maar altijd open blijven.
Zo kan je over de wereld kijken, vanaf de heuvel eindeloze velden zien, slingerende wegen, dorpjes dichtbij, steden in de verte aanwijzen. Je kan er in de wolken kijken, mist als druppels uiteen zien vallen, schaduwen volgen tot ze oplossen in de verte. Je kan de tijd zien verkleuren, de dag volgen tot voorbij de horizon, totdat de schemer landt. Zo kan je zien hoe de nacht de wereld bedekt.
Op de helling van de heuvel staat een huis. Misschien gaan we er wel weer heen, alleen maar om door de ramen te kijken.
0 reacties