Op een grijze zaterdagochtend vinden we een regenboog, zomaar op de grond. Zachte kleuren drijven op een plas regenwater, aan elkaar geplakte pasteltinten deinen heen en weer op het donkere oppervlak. Stralende ogen, wie vindt er nou een regenboog terwijl het niet eens regent, terwijl de zon niet schijnt. Wie vindt er nou een regenboog op de grond?
Ze willen de kleuren opvissen, met zachte handen in hun jaszak doen en meenemen naar huis. Voor aan de muur of in een doosje op de kast. Maar regenbogen laten zich niet vangen en bewaren. Ze passen niet onder een magneetje op de ijskast of met plakbandjes boven je bed. Ze kunnen niet in doosjes om af en toe in te gluren.
Ze passen in je ogen, precies zoals je ze ziet. Ze passen in je dromen, precies zoals je ze zag, in de lucht van de herfst, in de bellen die je blaast, in de druppels van opspattende golven, zelfs in modderplassen met motorolie op een grijze zaterdagochtend. Wie regenbogen in zijn hoofd heeft, heeft geen doosjes nodig. Die bewaart ze overal.
0 reacties